FIOT MAXIMILIEN

Maximilien Louis Fiot (1886 - 1953)

Maximilien Fiot werd geboren in 1886 in Touraine (Le Grand-Pressigny). Fiot ging in de leer bij de beeldhouwer Prosper Lecourtier, die op zijn beurt geschoold was door Fremiet en een carrière als Animalier uitbouwde met honden als een belangrijk onderwerp tijdens zijn beginperiode. Bij zijn eerste deelname aan de 'Salon des Artistes Français' in 1904 stelde Fiot een gipsen hond tentoon. In die tijd was hij nog maar achttien jaar oud en leidde hij een zeer bescheiden bestaan in een klein huis in Nogent-sur-Marne, een dorp op het platteland net buiten Parijs, een gebied dat zeer geliefd was bij de impressionistische schilders. Het jaar daarop kreeg hij een eremedaille. Daarna volgde een bronzen medaille in 1911 en een zilveren medaille in 1913.

Na de Eerste Wereldoorlog werkte Fiot aan verschillende oorlogsmonumenten. Hij bleef exposeren op de 'Salon des Artistes Français', waar hij in de jaren twintig van de vorige eeuw lid werd. Fiot realiseerde vogels, paarden, honden, katachtigen en wilde dieren uit de Franse bossen: onder andere zijn groep everzwijnen en een hinde die hij op het Salon van 1928 tentoonstelde.

Hij was een naturalistische beeldhouwer, tijdgenoot van Pompon. Als zodanig heeft hij zijn modellen niet gestileerd, maar heeft hij de rust van hun dagelijks leven verbeeld. Zijn stijl is modern, dynamisch en verfijnd, wat hem onderscheidt van andere beeldhouwers uit zijn tijd, die zich onderscheiden door de statische Art Deco stijl. Fiot's bronsen onderscheiden zich door hun observatie van de beweging, waardoor zijn onderwerpen een opvallende vitaliteit en gelijkenis vertonen.

Het merendeel van zijn werk is in brons gereproduceerd, door de Susse-gieterij met behulp van het verloren-was-procédé. Een deel van zijn vroegere bronzen werk werd door andere gieterijen gegoten. Ook heeft hij enkele originele terracotta's uitgebracht, die mogelijk voorbereidende studies waren voor zijn natuurstenen werken. Vaak beeldt hij dieren in paren of in groepen uit. Op het Salon van 1933 won hij een gouden medaille, wat hem de status 'hors concours' gaf, wat betekent dat hij niet meer gejureerd wordt op latere wedstrijden. Hij bleef werken tot zijn dood in 1953 in Corbeil in Essonne.